Zelfs de weekendkaternen van zichzelf respecterende kranten vulden zich met grillende mannen of amateurkoks aan het kokkerellen in hun sjieke buitenkeukens op wielen, natuurlijk van Duitse makelij.
De Duitsers! Zij zijn natuurlijk de grillkoningen bij uitstek, geen land waar zoveel gebarbecued wordt als bij onze Oosterburen. Ben bang dat wij ook hier weer tweede zullen zijn.
Ja, het is echtwaar! |
Allereerst vind ik dat men op hout zou moeten roosteren, dus niet op gas of elektra. Zo zijn er grillrestaurants waar men gewoon elektrisch roostert en vervolgens met de spuitbus het vlees of de vis voorziet van een houtskoolsmaakje uit de spuitbus, met de keuze: dennen, beuken of eiken. Wel effectief, maar dat bedoel ik dus niet.
Je kunt roosteren op houtskool, of op houtvuur, dat laatste wordt al wat ingewikkelder, omdat de ‘braise’, zoals de Fransen het noemen maar kort blijft liggen. Hout brandt nou eenmaal door tot het as is en houtskool gaat gloeien en blijft langer ‘liggen’.
Maar daar gaat het dus om, een goede braise, dan hoeft het vlees er ook niet zo dicht boven en wordt verbranding voorkomen.
Zo moet het er destijds uitgezien hebben... de Italianen werden carbonari genoemd. |
Ook in Nederland werd houtskool geproduceerd o.a. op de Veluwe bij Uddel en de Lemelerberg.
Voor de smaak van het vlees is vaak een combinatie van houtskool met bijvoorbeeld het snoeiafval van wijnranken een ideale combinatie. Natuurlijk, een paar takken rozemarijn doen het ook, maar als je niet zo’n specifieke smaak wil, zijn wijnranken prima.
Nog erger zijn vaak de sausjes die we serveren bij de barbeque, meestal komen er talloze flesjes met obscure smaken van allemaal dezelfde basissaus op tafel. Als vlees of vis goed gemarineerd is heb je eigenlijk helemaal geen sausje nodig. Goed als u dan toch een sausje wil, moet u deze zelf maken!
In onze voormalige koloniën werd er ook lustig op los gegrild, niet omdat ze dat nou allemaal zo geweldig gezellig vonden, maar om de doodeenvoudige reden dat men gewoon geen gas of kolen had.
Een saus uit die contreien wordt wel satehsaus genoemd, nee geen satésaus, dat is helemaal verkeerd. Mijn Indische ouders lieten er geen misverstand over bestaan, men had er hier helemaal niks van begrepen... het begon al met de uitspraak, laat staan de smaak. Intussen is het natuurlijk een ouderwets en ranzig sausje geworden in onze cultuur, maar ik laat het er niet bij zitten. Als u mijn recept volgt smaakt het heel anders dan die flauwe en veel te zoete derrie uit de winkel!
Satehsaus wordt warm bij gegrild varkensvlees of kip geserveerd en is op basis van fijngewreven gebrande pinda’s, kruiden en specerijen in combinatie met fijngewreven Spaanse peper of sambal.
Nu hebben we weer geluk, omdat we hier pindakaas kennen, dat scheelt weer pinda’s fijnwrijven! Neem altijd een goedkoop merk pindakaas want dat is vaak wat puurder van smaak en bevat bovendien minder emulgatoren en suiker.
We kennen de aardnoten vooral van de Chinezen, die in de jaren dertig met hun mandjes de bioscopen bestormden om daar pinda’s te verkopen. Hoe was het ook alweer: “Pinda-Pinda, Lekka-Lekka”.
En ook onze slaolie uit Delft werd vaak van pinda’s gemaakt, de Fransen noemden het arachideolie. Voor zover bekend ligt de oorsprong van de pinda in Mexico.
Voor de santen:
- 350 gram gemalen kokos
- 1 liter volle melk
- of een 1/2 liter geconcentreerde kokosmelk
- 1 grote rode ui
- 1 teen knoflook
- 1 Spaanse peper
- 1 theelepel galangawortel (laos)
- 1 theelepel kurkuma (koenjit)
- 1 theelepel koriander (ketoembar)
- 1 theelepel citroengras fijngehakt (serehpoeder)
- snuifje komijn
- twee theelepels palmsuiker (kulajawa) of een beetje bruine basterdsuiker
- beetje zonnebloemolie
- 1 grote pot pindakaas of 500 gram gemalen gebrande pinda’s
- 1 potje sambal naar keuze (djeroek is erg geurig en lekker)
- peper en zout
- ketjap asin (geen benteng)
Hak de ui en de knoflook fijn. Snijdt de Spaanse peper overlangs door en verwijder de zaadjes. Wrijf alles fijn in een vijzel, wellicht een van de belangrijkste verschillen tussen de Aziatische keuken en de Europese: wij snijden en zij wrijven.
Mijn favoriete gereedschap, om iets fijn te maken! |
Als u geen vijzel heeft, kunt u alles fijnmaken met de keukenmachine, eventueel na het bakken er nog even met de staafmixer doorheen.
Roer de kruiden en de suiker door het mengsel i.p.v. citroengras kunt u ook de zeste van de citroen gebruiken. Bewaar eventueel nog wat van de suiker om deze later na het proeven nog te kunnen toevoegen.
Wrijf indien nodig de pinda’s fijn.
Zeef de kokos uit de melk.
Neem een grote braadpan en bak het mengsel goudbruin in de zonnebloemolie. Doe een 1/3 pot pindakaas bij het baksel en voeg beetje bij beetje van de santen toe.
Ja we gebruiken zonnebloemolie, in Azië groeien tenslotte geen olijven!
De hoeveelheden zijn een beetje proefondervindelijk, kokosmelk is vaak wat dikker dan santen bijvoorbeeld.
Voeg steeds kleine hoeveelheden toe en blijf roeren, voeg ook een scheut van de ketjap toe en proef! Voeg desgewenst nog wat sambal, ketjap, suiker, peper of zout toe.
Vaak lees je dat een gerecht pas tot zijn recht komt na een dag, als alle smaken goed vermengd zijn met elkaar, welnu voor satehsaus gaat dat zeker op, geen twijfel mogelijk.
Persoonlijk vind ik de saus de volgende dag het lekkerst, gewoon koud op een bruine boterham, lekker barbaars.
Schrikt u niet als tijdens het proces de saus gaat schiften, dat wil nog wel eens gebeuren.
Bij het opdienen kunt u zeggen dat het opzet was, want in Maleisië en Singapore moet de saus geschift zijn, alleen dan komen de smaken los!
Als de saus schift, kiep ‘m dan over in een hoge pan(melkkoker of zo), in no-time komt de olie bovendrijven, giet deze voorzichtig af en verwarm de saus opnieuw en klop goed door met een garde en probleem opgelost.
Voilà, met een beetje bami uit de wok. |
heerlijk en bedankt voor het recept
BeantwoordenVerwijderenik gebruik ook vaak een vijzel
groet, Fenny
Bedankt voor je reactie, hopelijk heb je wat aan het recept!
BeantwoordenVerwijderenMet dank aan Donald voor de taalcorrecties!
BeantwoordenVerwijderenWaar is de trassi gebleven?
BeantwoordenVerwijderenGroet, Lex
Ik heb het geloof ik nooit gebruikt voor satehsaus. Bep Vuyk, zij gold destijds als de kenner van de Javaanse keuken, gebruikte het ook niet, maar zij gebruikte wel assem.
BeantwoordenVerwijderenHeb de recepten nog even nageplozen in haar Groot Indonesische Kookboek uit 1973.
Assem hoort er dus wel in!
Ik heb trassi altijd voor nasi goreng en veel vleesgerechten gebruikt, het is wat lastig te krijgen tegenwoordig.
Groet, Eric
Oh, met een vader die kok was bij de mannen van de " 7 december divisie" heb ik als vanzelf een voorliefde gekregen voor de indonesische keuken. Eet graag babi ketjap en rendang. Maar het saté maken laat ik aan de Man over. Hij heeft er dezelfde kijk op als jij.
BeantwoordenVerwijderenSorry, sateh natuurlijk *bloos*
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor je aardige reactie, ja rendang.. mm.. moet ik ook maar weer eens maken!
BeantwoordenVerwijderen